Lezing Thomas Vriens over studies Jeroen Bosch

Printerversie
Gepubliceerd op: 25-03-2010 | Gewijzigd op: 25-03-2010
Thomas Vriens, stafmedewerker van het Jheronimus Bosch Art Center zette een reeks deskundigen op rij en relativeerde hun interpretaties over Bosch.

foto © paul kriele, 24 maart  2010.
 
Thomas Vriens [stafmedewerker Jeroen Boschcentrum ] hield woensdag avond 24 maart 2010 voor de Boschboom een lezing onder het thema: Jheronymus Bosch geïnterpreteerd’. In zijn voordracht trad een reeks Boschdeskundigen voor het voetlicht. Niet alles- en soms veel - van wat deze professoren, historici of op ander gebied gekwalificeerden te vertellen en vaak te boek gesteld hadden, klopte niet, of helemaal niet, aldus Vriens die ook van enige zelfspot liet merken.

De lezing trok na afloop van de Algemene Ledenvergadering van de heemkundekring extra belangstelling.
Belangrijk element was dat hij een grote reeks ‘Boschdeskundigen’ de revue liet passeren en de kern van hun studie en hun zwakheden meldde. Juist door die relativering bleven de toehoorders geboeid luisteren.
Merkwaardig, aldus de aanhef van de lezing, was dat Bosch na zijn dood [1516] in de vergetelheid was geraakt.
Vanaf Bosch‘ dood was het niet meer een Jeroen Boschschilderij, maar een werk uit het atelier van Jeroen Bosch. Bosch was een merknaam geworden, ofwel ‘De school van Bosch’, wat door sommigen vaak opgepakt werd als een kopie of vervalsing…

Pas door de studie van filosoof theoloog Karl Justi [1832-1912] kan men van een nieuw beginpunt rond Jeroen Bosch spreken. Maar Justi was eigenlijk via Velazquez toevallig met de werken van Bosch in aanraking gekomen.
De kwaliteit van Justi, die de producten van Bosch onderverdeeld in, genrestukken, Dromen en Kerkelijke geschiedenis, was, dat hij vaak extract de juiste datering aan een Bosch schilderij wist te geven.
In de reeks ‘deskundigen’ passeerden verder: 
- De Tonay of Tonnau, de eerste die promoveerde op Jeroen Bosch,
het goede kennersoog van Max Friedlander,
-Ludwig von Baldass die Bosch als een pessimist afschilderde, Baldass suggereert dat de Tuin der Lusten mogelijk niet het laatste werk van Bosch is geweest.
-Jacques Combe [‘veel geschreeuw en weinig wol’]
-en de meest keurrijke was Wilhelm Franger, iemand met veel kennis die hij op een verkeerde manier gebruikte.
-Dirck Bax die de verklaring van Bosch’ voorstellingen zoekt in de taal, maar vaak tekort door de bocht gaat,
-Rogier Henri Marijnissen die voorstelt om deskundige specialisten afzonderlijk naar de werken van Bosch te doen kijken.
-Paul van den Broeck, de derde die in 1987 op Bosch promoveerde, dringt er op aan de werken apart van het kerkelijke aspect te bekijken en analyseert Bosch als een humanist die een neerkijkt op de lagere klassen.
-Tot slot prof. dr. JosKoldeweij die als hobby de pelgrimstekens heeft, waar er een groot aantal over een groot verspreidingsgebied van teruggevonden zijn. Dus dat geeft een hoop informatie, stelt Vriens. Koldeweijs conclusie is, dat Bosch een devoot, niet zozeer humanist, maar een moderne Devoot was. Met ‘de Hooiwagen’ verklaart Koldeweij wat Bosch heeft bedoeld. Dat God op het tafereel van ‘de Hooiwagen’, daar bovenin maar een heel klein plaatsje inneemt. In heel het leven gaat het niet zozeer om God, maar om jezelf als mens. Leef goed, is de lering van Jeroen Bosch, aldus Koldeweij, bega niet teveel zonden en hoop op het eind op een plaatsje in de hemel. ‘.

Tot slot -concluderend - zegt Vriens: ‘ er zit weinig lijn in al die studies. Iedereen zoekt zijn eigen richting.
Waar zijn we - met al die Bosch herdenkingen - mee bezig? Was deze Jeroen van Aken een poppetjesschilder een ketter, een arrogante man of een Godsvruchtige man? We weten het niet, want we hebben er geen bewijs van.
Ik adviseer: houdt uw afzonderlijke mening vast. Al die oude wijsheden, die zijn vaak verkeerd gebleken.. En ..geloof vooral niet wat ik u heb verteld..’.

© paul kriele, 25 maart 2010


Terug naar boven