Domien van Gent

Printerversie
Gepubliceerd op: 01-04-2013 | Gewijzigd op: 20-11-2013
Domien van Gent * 5 september 1917 + 17 maart 1979
Zoon van de uitgever/boekhandelaar Jac van Gent en de ook Brabantse Josephien Schellings. Domien had als tweelingbroer Igno *1917 + 1938, die aan tbc is overleden.

Na een afgebroken studie aan het Bossche lyceum vertrok Domien naar de Katholieke Leergangen Tilburg om daar een opleiding tekenleraar [handvaardigheid en tekenen]  te gaan volgen. Ook die studie brak hij af en stapte in 1937 over naar de driejarige kunstklas van de Koninklijke School voor Kunst en Kunstnijverheid.

In 1940 begon Domien aan de Koninklijke Akademie voor Schone Kunsten in Antwerpen, om bij de docent Isidoor Opsomer, lessen in schilderen te volgen. Die opleiding maakte hij in 1942 wel af.
Domien van Gent.

In 1942 keerde hij ondervoed terug naar Den Bosch en betrok een boven –woning- aan de St. Annaplaats
Vanwge de omstandigheden al in Antwerpen opgelopen, raakte hij verslonst en wordt voor een turbeculoze nier opgenomen  in het Bossche St. Joan de Deo.
De anekdote gaat over hem dat hij tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis meisjes met een kattepult  vanuit zijn open raam boven de Binnendieze beschoot met ondeugende versjes.

Tijdens het verdere verloop van de Tweede Wereldoorlog was hij bezig met kunst en toneelspelen.
Na de oorlog vond hij zijn draai als recensent en verslaggever bij Het Huisgezin en het Vrije Volk.
Maar aan het redacteurschap bij de Bossche krant kwam in 1952 abrupt een einde toen hij kort na de opening van het station van Sybold van Ravesteyn [1951] kritiek leverde op de architectuur.
Van het gemeentebestuur [burgemeester Hein Loeff die de redactie benadert] ontving hij een berisping en bij de krant stond hij buiten.
 
Domien vindt nieuw emplooy als hoofd van de Tentoonstellingsdienst van het Provinciaal Genootschap. In die functie leidde hij mede op verzoek van Jan van Haaren, directeur van de Kunstakademie en van de gemeentelijke Tentoonstellingsdienst, scholieren rond in het provincieaal arsenaal, zoals het gebouw van het Provinciaal Genootschap [voorloper van ‘Het Noordbrabants Museum’] heette.

Als kunstkenner en kunst criticus raakte Domien betrokken bij het kunstleven van de stad. Kunstenaars uit die jaren 60 kwamen bijeen in de Meierijsche Kar. Aan die bewuste kunstperiode herinnert een glas in lood raam van Marius de Leeuw, dat zich in de deur van het café bevindt.
Tussen 1947 en 1954 was Domien betrokken bij de Grote optocht en organiseerde hij het Oeteldonkse Matinees en speelde zelf ook mee in de organisatie van het Oeteldonks carnaval waarvoor hij teksten schreef.

In De Tijd van 2 juli 1956 vertelde Domien bij de cultuurspreiding zich niet alleen tot schilderijen te willen beperken, maar ook aan toegepaste kunst, zoals keramiek, glas en fotografie, aandacht te willen schenken. Die visie werd alom, vooral door vele Brabantse gemeenten en de Kunstkring Noord-Oost Brabant, positief ontvangen.

Dat Domien in kunstkringen erkent werd en inmiddels een groot netwerk had opgebouwd blijkt wel na zijn ontslag bij de Tentoonstellingsdiens in1967 toen onder meer Frans de la Cousine [*Hedel,1945]  hem ondersteunde  met een protestbeweging:  'Weg regent, terug VanGent', dat met een ondertekenlijst werd ingediend.  Domiens ontslag wordt ingetrokken, maar de Dienst wordt vier jaar later opgeheven. Daarvoor kwam het Noordbrabants Museum in de plaats.

Ludiek zelfs tot en met zijn begrafenis. Dit tafereel stond op zijn bidprentje.

In 1971 viel Domien in ongenade toen hij de vice-voorzitter van het -genootschap Louvendie grove taal toesmeet. Aanleiding was dat Domien een expositie aan het inrichten was, waaruit op dat moment Louvendie en zijn medewerkers zich niet wilde verwijderen.
Domien bleef tot aan zijn dood in 1979 actief als kunstconsulent en organisator van tentoonstellingen. Alles bij elkaar heeft Domien in die periode van 20 jaar in tal van gemeenten circa 500 exposities opgezet.
Alom kritiek
Vermaard en geslaagd was de expositie bij gelegenheid van het eerste Monumentenjaar in 1975 onder de titel ‘ Monument in Brabant, Mij een zorg', waarmee hij langs33 Brabantse gemeenten trok en in totaal 35.000 bezoekers scoorde, onder wie 12.000 kinderen.
Dat project verliep wederom met succes en onder kritiek, doordat Van Gent het monumentenbeleid van elke gemeente waar de expositie kwam, aan de kaak stelde.
Ton Frenken schreef in 1968:
Domien is als een wervelwind met onduidelijke richtingen en intensiteiten, die alles doet opwaaien, van alles verstoort en blaast tegen fragiele antiquiteiten. Zo wordt de komst van de nieuwe kunst beleefd in een huis waar doorgaans windstilte heerst.

Op 24 maart 1979 werd er in de San Salvatorkerk een afscheidsdienst rond Domien van Gent gehouden.
Op het bidprentje stond:

Hier ligt van Gent
Hij verdiende geen cent
in zijn leven dat raar is verloopen
Immer ventte hij weliswaar
met luchtkastelen altegaar
Maar ook die wist hij niet te verkoopen

De muurstenen
Domien is de bedenker van de teksten in dialect op tal van muurstenen in de gevels van Bossche panden, zoals Oe gotte kèk daor [Molenstraat-St.Jansstraat, Wè ´n weer wôr,  Wè zedde gij daor, Houdoe war, Dè's ok wè, wor?
.
 



Terug naar boven