Toespraak burg. Roderick vdMortel Herdenking kamp Vught

Printerversie
Gepubliceerd op: 07-09-2014 | Gewijzigd op: 07-09-2014
Kamp Vught ofwel Konzentrazionslager Herzogenbusch.
Toespraak Burg. Roderick van de Mortel bij herdenking
op vrijdag 5 september 2014 van het laatste transport vanuit Kamp Vught


Mevrouw de Gedeputeerde, Kolonels, Dames en Heren,
Iedere keer als ik op deze ongelooflijk indrukwekkende plek sta, denk ik terug aan mijn jeugd.
In mijn jeugd woonden mijn grootouders van vaderszijde in Vught en regelmatig namen zij mij mee naar deze plaats en naar de plek, waar later in 1990 het Herdenkingscentrum gevestigd zou worden.
Iedere keer weer was ik enorm onder de indruk van de bewogen wijze, waarop mijn grootvader over deze plek en het oude kamp sprak.
Deze plek, omdat hij hier in 1944 zoveel sporen van de fusillades aantrof en bij het oude kamp om de grote ravage en naargeestig verlaten sfeer, die er bij aankomst in ’44 heerste.

Burgemeester
Roderick van de Mortel.
 
foto © paul kriele, 
9 februari  2013.
 

Mijn grootvader was in de Tweede Wereldoorlog actief voor het Rode Kruis en is als zodanig bij zeer veel hulpacties betrokken geweest.
Hierdoor werd hij in september 1944 door Zuster Hulsman gevraagd de leiding op zich te nemen van het toezicht op het inmiddels verlaten kamp.
Natuurlijk wisten de inwoners van Vught, dat dit een onheilsplek was en zeker ook mijn grootvader had in de oorlog door zijn Rode Kruis activiteiten enig idee, wat er zich daar afspeelde.
Pas na de ontruiming van het kamp en de periode daarna werd hem en - met hem - velen precies duidelijk, welke gruwelijkheden er zich precies hadden afgespeeld.
Naar mate hij ouder werd, kwamen er steevast tranen in zijn ogen, als hij zichzelf hardop de vraag stelde, of hij en zijn kameraden niet nog moediger hadden moeten zijn en nog meer actief verzet hadden moeten plegen.
Naar mij toe hamerde hij er op, hoe klein ik ook was, altijd op te komen voor onrecht en mezelf nooit zomaar achter het collectief te scharen.
Rodericks grootvader, Jan van de Mortel [*19 december 1902].
Foto van bidprentje
dd. 23 februari 1990.

Mijn grootvader vertelde me ook over onze relatief kleine familie voor de oorlog en het feit, dat er zich in 1940 drie Burgemeesters in de familie bevonden.
Eén in Cuijk, één in Noordwijk en één in Tilburg.
Drie familieleden in een ambt, waardoor je rechtstreeks geconfronteerd werd met de bezetter, de nieuwe wetten, regels, of liever gezegd de nieuwe rechteloosheid.
Drie Burgemeesters, die zich met hun ambtsgenoten voortdurend de vraag stelden, hoe ver moet ik gaan in het uitvoeren van regels en opdrachten en hoe verhouden deze zich met mijn afgelegde eed, dat ik de Rijkswetten getrouw zal uitvoeren.
Wat gebeurt er met mijn gezin, als ik de bevelen niet uitvoer. Kan ik niet meer betekenen voor mijn inwoners als ik aanblijf, in plaats van vertrek.
Als ik vertrek komt er zeker een NSB Burgemeester en lever ik mijn inwoners daarmee niet compleet uit aan de Duitsers?
Ongetwijfeld zullen zij zich in die tijd ook voortdurend de vraag gesteld hebben, ben ik wel moedig genoeg, kan ik nog meer verzet plegen?
Wat ben ik dankbaar, dat ik nu in het ambt niet voor dat soort vragen wordt gesteld.
Alle drie de Burgemeesters zijn door de Duitsers uit het ambt gezet. Twee zijn er door de Duitsers geïnterneerd in Sint- Michielsgestel en een is er ondergedoken op het familielandgoed Baest in Oostelbeers.
Na de oorlog zijn ze alle drie in ere en in het ambt hersteld en daarmee moge ook duidelijk zijn, dat zij de oorlog hebben overleefd.

Dat geldt helaas niet voor alle familieleden.
Van de Burgemeester van Tilburg waren meerdere kinderen actief in het verzet.
Twee daarvan, Joost en Jan, zijn terecht gekomen in kamp Vught.
Joost van de Mortel was zeer actief in het Brabants verzet.
De activiteiten, die hij verrichtte, bestonden voornamelijk uit het in veiligheid brengen van ondergedokenen, ontvluchte gevangenen en neergeschoten geallieerde bemanningsleden.
Deze soms adembenemend spannende acties heeft hij kunnen uitvoeren, tot ook hij verraden werd.
Nadat hij wonderwel de verschrikkingen van de SD gevangenis in Haaren had overleefd, werd hij overgeplaatst naar de bunkergevangenis van kamp Vught.
Toen de SS eind juni 1944 begon met het doodschieten van verzetsmensen, moest ook hij er aan geloven.
Op 10 augustus 1944 is hij hier op deze plek gefusilleerd.
Zijn naam staat op de enorme wand met zoveel namen onder de plaats Tilburg, waar zijn vader Burgemeester was.
Zijn broer, die ook in het kamp gevangen zat, schreef over de executies het volgende.
Ik citeer: “de executies van gevangen verzetsstrijders nam hand over hand toe. Tijdens de laatste weken, dat kamp Vught door de Duitsers werd gebruikt, reden bijna elke avond de vrachtauto’s bij de bunker voor.
Onmiddellijk na de executies werden de lijken, die evenzovele getuigenissen waren van het slechte en beestachtig schieten van het peloton, met de nog wachtende auto’s naar het crematorium gebracht en daar nog dezelfde nacht verbrand. Gelukkig was hier de beruchte kapo Joep vervangen door kapo Martin, die heel wat netter was. Hierdoor verliep in ieder geval de verbranding stemmiger en met meer egards.
Voor ons als gevangenen was de manier, waarop de compagnie zingend vertrok na de moordpartijen, ergerlijk, maar weerzinwekkend waren de NSB dames, die nadat zij het papierwerk verricht hadden geheel, of half dronken gillend door het kamp fietsten, begeleid door hun SS vriendjes.”
Einde citaat.

De broer van Joost, Jan van de Mortel, kwam aan in kamp Vught op 1 februari 1943 en kreeg nummer 1527.
Hij kwam hier, nadat hij het Oranjehotel in Scheveningen en het kamp Amersfoort overleefd had.
Ook Jan was zeer actief in het verzet en kwam, nadat ook hij verraden was, in het gevangeniswezen van de Duitsers terecht.
Hij heeft naast Scheveningen, Amersfoort en Vught, ook Sachsenhausen, Neuengamme, die Heinkel en Sandborstel gezien.
Jan is als “Schutzhäftling” weggevoerd met het transport op
5 september bij de ontruiming van het kamp. Vandaag precies
70 jaar geleden.
Nadat hij de oorlog overleefd had, heeft hij zijn ervaringen opgeschreven, opdat ze nooit vergeten zouden worden.
In 1956 is hij alsnog aan de gevolgen van de kwalen, die hij opliep in Duitse gevangenschap, overleden.
Aan al die moedige mensen, Joden, communisten, homoseksuelen, Belgen, verzetsstrijders, zigeuners en alle andere die hier gezeten hebben, zijn wij het verplicht, om te blijven herdenken!
Immers pas als de namen niet meer worden genoemd zijn mensen echt dood.

De pijlers van Nationaal Monument Kamp Vught zijn Gedenken en Bewustmaken.
Bewustmaken, dames en heren, opdat we leren van het verleden, leren van de fouten van onze voorouders en er voor zorgen, dat onze mooie woorden niet alleen met de mond beleden worden, maar ook met de daad.
Nog niet zo lang geleden kwam mij een verhaal ter ore, van een kind op de lagere school, dat leukemie had.
Door de vreselijke ziekte kreeg het kind een chemokuur en werd het bestraald. De haren vielen uit en het kind droeg een hoofddoek.
Tot ieders afschuw bleek later, dat het kind in de klas gepest werd, omdat het een hoofddoek droeg.
Dit verhaal kwam aan het licht, doordat een ander kind uit de klas zich aan de groep onttrok, het voor het slachtoffertje opnam en alarm sloeg bij ouders en docenten.
Dat kind van nog maar tien jaar is de moedige mens van deze tijd. Dat kind zette allerlei belangen opzij, om voor onrecht op te komen.
Het is precies daarom, dat ik van mening ben, dat er in Vught geen kind naar de Middelbare school mag, als het niet minstens één keer hier geweest is.
Het is precies daarom, dat ik van mening ben, dat wij - bestuurders van nu - de duurzame plicht hebben, om dit soort herdenkingsplekken en bewustmakingsplekken in stand te houden en de vele, vele vrijwilligers aldaar te koesteren.
De generatie van mijn grootvader, dames en heren, beschikte niet over de communicatiemiddelen, die wij nu wel tot onze beschikking hebben.
Niemand kan in deze tijd nog vol houden niet op de hoogte te zijn van de Christenen, die afgeslacht worden in het Midden-Oosten, van de miljoenen mensen, die op de vlucht zijn in Syrië, Irak en de Oekraïne.
Van een land, dat zich het recht voorbehoudt, om zelfstandige staten binnen te vallen, om aldaar zijn minderheden te beschermen.
Was dat niet precies het argument, waar bijna 80 jaar geleden alle ellende mee begonnen is?
Ik wens U en mijzelf toe, dat toekomstige generaties over ons zullen oordelen, dat wij moedige mensen waren.
Dank U voor Uw aandacht.



Terug naar boven