Zoeken
Boek en expositie over vergeten kunstenaar Arnold van de Laar
Printerversie |
Museum Slager opent medio februari 2016 een expositie ‘Kopie versus Autonomie’ van Arnold van de Laar kunstenaar, kopiist en restaurateur. Arnold is de grootvader van de restaurateur [die 25 jaar in het Rijksmuseum werkte] Michel van de Laar.
De expositie is deel van een driedelig project dat bestaat uit een boek ‘Een duizend kunstenaar in Den Bosch’ en een
‘In-situ kunstinstallatie’ in het voormalige atelier van Arnold van de Laar op St. Jorisstraat 22, waar Arnolds dochters Truus en Dora lang ook het restauratiewerk verrichtten.
Van de Laar [*Den Bosch, 1886 + Vught, 1974] was behalve restaurator ook bekend om zijn kopieën van oude meesters. Daarvoor ging hij naar het Rijksmuseum, waar diens kleinzoon later zelf kwam te werken om die meesters van dichtbij te kunnen aanschouwen en op zaal na te kunnen schilderen.
![]() |
Grootvader Arnold van de Laar [*Den Bosch, 1886 - † Vught, 1974] |
Kleinzoon Michel van de Laar | ![]() |
Onveranderd Atelier
Diens werk is nog nooit geëxposeerd en zijn atelier staat er nog net zo bij als vroeger. Michel van de Laar heeft grootvaders werken en spullen gecatalogiseerd en daarover samen met Marga Altena al eerder gepubliceerd.
Van de kunstenaar Marijn Bax is daar op vier weekeinden tijdens de duur van de tentoonstelling een multimediale
in–situ installatie te zien. Deze unieke productie kan het blikveld van de bezoeker op het thema kopieën verruimen.
Het Boek ‘Een Duizend kunstenaar in Den Bosch Arnold van de Laar en de Brabantse kunstwereld [1886-1974] bevat diens gehele oeuvre en een blik op de Brabantse kunstwereld in de eerste helft van de 20ste eeuw. Tevens is er, naast talrijke foto’s, een catalogus van de expositie opgenomen en een bijlage over de In-situ- installatie.
De auteurs zijn Michel van de Laar en Marga van Altena.
![]() |
![]() |
Boven: Een werkkasteje met verfspullen dat al jaren onaangeroerd staat. -Rechtsboven: Michel van de Laar in dat zelfde atelier [ook foto rechts onder..] |
![]() |
In-situ installatie
Michel praat enthousiast over de installatie die de kunstenares Marijn Bax maakt. ’Marijn heeft iets heel bijzonders gemaakt,’vertelt Michel met trots.
Het bijzondere daarvan is dat zij met deze 3D –installatie de bezoekers een rondgang door het woonhuis in de
St. Jorisstraat geeft. Maar de meerwaarde ervan is dat door die inkijk de betekenis van het kopiëren wordt verduidelijkt.
Het woonhuis met zijn vertrekken en de ateliers zijn nog volledig in tact en ongeschonden. Met haar reflectie komt het leven en het veelzijdige werk van grootvader terug in beeld en ontstaat de verbinding met moderne kunst.’
![]() |
![]() |
-Boven: Een kast met schildersspullen in Van de Laars atelier. -Rechts: Een kopie van Vermeer in de zitkamer [1918]. -Rechts: Het atelier met noorderlicht. foto's © marijn bax |
![]() |
De expo Kopie versus Autonomie
Ook de expo in Museum Slager geeft inzicht in de functies van kopieën. Die maakte Michels grootvader van werken van oude meesters, onder wie Jeroen Bosch, Jan Steen, Van Dijck en Rembrandt.
Voor die kopieën, niet te verwarren met vervalsingen, ontving Van de Laar wereldwijd veel waardering.
Michel:’We gaan de kopieën daar ophangen naast zijn vrije werk. Een mansportret naar Van Dijck naast een portretje van mijn tante Truus als jong meisje.
De meest prestigieuze opdracht was een kopie naar de kruisdraging van Jeroen Bosch.
Dat schilderde hij in Gent als opdracht van het Provinciaal Genootschap, de voorloper van Het Noordbrabants Museum, waar het nog hangt. Maar voor de expositie wordt het aan Museum Slager uitgeleend.
Deze Kruisdraging gaan we combineren met schilderijtjes van de lievelingsplek van grootvader.
Dat zijn onder meer het Hinthams boerderijtje van Piet Dielensen en zijn Moeke Hannemoetje, dat hij van voor en van achteren, van binnen en van buiten, in de zomer en in de sneeuw heeft geschilderd.
Mijn grootvader ging er ieder jaar op de iets als een soort pelgrimage naar toe. Op die plek ligt nu vast een rotonde of een vluchtheuvel..’.
![]() |
De meest prestigieuze kopie-opdracht die Arnold van de Laar ooit kreeg was die van de kruisdraging van Jeroen Bosch. Aanwezig in Museum Slager tijdens de expositie. |
![]() |
![]() |
Hierboven: Jeugdwerken uit de tijd van 'De Lage Vuursche [rond 1905]. |
Hieronder: Arnolds lievelingsplekje in Hintham dat hij in elk seizoen breeduit schilderde. foto's © frank van delft |
![]() |
![]() |
Levensloop en werk van Arnold van de Laar
Arnold van de Laar is op 7 december 1886 geboren in de Kolperstraat als zoon van Gerrit van de Laar [1846-1933] en van Theodora Horsten [1846-1923].
Vader was koetsier/ huismeester en moeder modiste.
Tijdens zijn huwelijk woonde hij eerst op Hintamereinde 51 vervolgens op Hinthamerstraat 174, daarna in de Torenstraat nummer 5, nu Pilkington’s en vanaf 1938 op Sint Jorisstraat 22.
In de jaren 1903-1905 studeerde hij aan de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunst in Den Bosch.
In 1920 trouwde Arnold met de modiste/ hoedenmaaktser Geertruda - Truus - Wellens. Het echtpaar kreeg vier kinderen onder wie de vader van Michel.
![]() |
-Links: Studiewerk van Arnold uit de periode 1903-1905 op de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunst . -Onder links Interieur uit de tijd van woning in de Kolperstraat. -Onder rechts: Parijs' doorkijkje.langs de Seine. foto's © frank van delft |
![]() |
![]() |
In 1912 verbleef hij enige tijd in Brussel om zijn studie te vervolmaken aan de academie aldaar. Hij werkte daar ook in een bedrijf waar beelden werden gepolychromeerd en hij leerde er het vak van restauratie van schilderijen
In zijn jeugdjaren, toen Arnolds vader Gerrit diende als koetsier en huismeester bij jonkheer mr. Paulus Bosch van Drakenstein [Commissaris des Konings in Noord-Brabant], verbleef het gezin zomers op de Lage Vuursche bij Kasteel Drakenstein, tegenwoordig het woonhuis van prinses Beatrix
Arnold maakte daar in de bossen zijn eerste schilderijtjes.
Arnold zou veel later nog schilderijen restaureren voor de familie Bosch van Drakenstein.
Zo heeft de jongenman vaak vanuit de betere stand en door de opbloei vanuit kerkelijke kring vaak opdrachten verkregen.
Michel:’Dat een zoon van heel eenvoudige volksmensen
Op een kunstakademie terecht komt moeten we ook plaatsen in het licht van de katholieke emancipatie van die jaren.
Er werden overal in Nederland kerken gebouwd en ingericht. Het moet voor de ouders van de jonge Arnold eerzaam zijn geweest dat hun zoon daar aan bij ging dragen.’
Burgemeester Frans van Lanschot, een mecenas in kunstkringen die Arnold van de Laar via zijn netwerk van opdrachten voorzag. |
![]() |
![]() |
In 1921 kreeg Van de Laar een opdracht van de Eindhovense sigarenfabrikant van Abbe om in het Louvre het levensgrote portret van de Engelse koning Karel I te kopiëren. |
Eerste kopie in Rijksmuseum
Van de Laar bezocht in 1913 voor het eerst het Rijksmuseum in Amsterdam, waar hij met een bevriend kunstenaar, de Limburger Pierre Kemp, naar toe ging. Voor Arnold was het de bedoeling om er te gaan studeren en te kopiëren.
Kemp was ook kunstschilder maar zou later vooral bekend worden als dichter en schrijver.
In het Rembrandtjaar 1956 schreef Kemp een beroemd geworden gedicht over zijn eerste ontmoeting met het Joodse Bruidje van Rembrandt.
Mijn grootvader moet toen naast hem hebben gestaan: fascinerend is dat.’
Kunstakademie
Ook maakte Van de Laar op de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunst, als leerling van Piet Slager diverse werken die onder meer in Museum Slager en in Het Noordbrabants Museum terecht zijn gekomen. Kopiëren was een apart vak op ‘de Koninklijke School’.
Daar leerde de jonge kunstenaar ook naakt-, en portretschilderen.
![]() |
Arnold van de Laar in zijn atelier St.Jorisstraat, bezig met het verdoeken van een schilderij. |
In 1921 kreeg Van de Laar een opdracht van de Eindhovense sigarenfabrikant van Abbe. Hij moest in het Louvre het levensgrote portret van de Engelse koning Karel I kopiëren.
Jonkheer Van Riemsdijk, directeur van het Rijksmuseum had voor hem een aanbevelingsbrief naar het Louvre gestuurd.
En Arnold vertrok voor een tijdje naar Parijs.
Hij genoot daar met volle teugen in het Mekka van de kunst. Maar ook van het uitgaansleven.
Aan zijn vrienden schreef hij het is hier geweldig. Kom snel langs, wat zitten jullie toch in Den Bosch te maffen. Hier moet je zijn!
Kopiisten mochten alleen in de ochtenden op zaal werken en hij kon dus al vroeg op stap. Dat had ie beter niet aan zijn vrienden kunnen schrijven, want zijn vrouw die thuis in Den Bosch met het eerst geboren kindje de eindjes aan elkaar moest knopen, kreeg het te horen.
Ze spoorde hem aan om ’s middags Parijse stadsgezichten te gaan schilderen om die later terug in Den Bosch te kunnen verkopen. Twee van die werkjes zijn in Museum Slager te zien.
Eén is zo wat zijn beste schilderij, zegt Michel
Een achteruitkijkje vanuit zijn kamer in een goedkoop hotel waar veel kunstenaars verbleven.’
In het stadhuis mocht Van de Laar -na bemiddeling door Antoon Derkinderen -diens wandschilderingen in het stadhuis restaureren. |
![]() |
Het kopiëren was voorbijgaand
Uit het onderzoek dat Michel samen met Marga Altena deed naar de vele bewaard gebleven brieven en foto’s blijkt dat het na de oorlog gedaan is met de waardering voor kopieën.
Gelukkig kon hij toen met restaureren van schilderijen zijn brood verdienen.
Met zijn vrije werk is Van de Laar nooit doorgebroken.
Kort na zijn terugkeer uit parijs in 1922 ontving vande laar al een grote restauratieopdracht: de restauratie van de wandschildering van Antoon Derkinderen in het stadhuis.
In de jaren twintig had het gezin het niet breed, maar ook vande crisisjaren 30 ondervond het gezin Van de Laar-Wellens met vier kinderen ook de gevolgen.
Opdrachten bleven uit en de prijzen voor restauratiewerk waren niet erg hoog.
Van een aanbod van een collega om samen een atelier in Den Haag te beginnen, daarvan kwam Anton al na een week terug. Nu verkoos Arnold zelf om in Den Bosch te blijven maffen.
Bossche notabelen
Zijn opdrachtgevers waren veelal Bossche notabelen en zakenlui, Cleerdin, De Gruijter, Van de Mortel,Van Rijckevorsel en Van Lanschot, allen namen die veel voorkomen in het brievenarchief.
Maar Frans van Lanschot was als burgemeester zijn beste promotor. Frans van Lanschot [1885-1949] recommandeerde hem waar het maar ook te pas kwam.
Een grote klant was de ook in Den Bosch wonende Waalwijkse schoenfabrikant Jean Baptiste van de Nieuwenhuijsen, die Kopieën naar Jan Steen en Nicolaas Maas bestelde voor zijn nieuwe herenhuis op ’t Zand.
Maar ook uit het buitenland, zoals uit Berlijn, kwam er al in 1913 een opdracht van ene Fanny Remark voor twee schilderijen uit het Rijksmuseum .
Deze opdracht markeert het begin van zijn professionele carrière als kopiist.
Pas begin 2015 kwam Michel er achter wat voor een hippe persoon dat was. Ze was zelf kunstenaar. Dochter van een Joodse gynaecoloog, hofarts van de keizer. De tijd dat ze met twee Berlijnse vriendinnen in 1912 in Parijs woonde is later door Francois Truffaud verfilmd: ‘Jules en Jim’.
Na de Tweede Wereld Oorlog waren kopieën ineens niet meer hip. Het werd toen gezien als kitsch. De zaak rond Van Meegeren, die originele werken van de grote meesters als originelen verkocht, heeft daar zeker aan bijgedragen.
Maar je ziet door de geschiedenis heen dat er een golfbeweging zit in de waardering van kopieën, zegt Michel.
Standbeeld voor Jeroen Bosch
Op het eind van de jaren 20 maakte burgemeester Frans van Lanschot zich sterk voor een standbeeld voor Jeroen Bosch.
Vincent Cleerdin [Griffier der Staten van Brabant] en Karel Azijnman [conservator van het Provinciaal Genootschap zagen meer in een reeks kopieën naar beroemde schilderijen van Bosch. Zo konden Bosschenaren en de bezoekers van de stad kennis maken met het werk van Jeroen.
![]() |
Jeroen Bosch al vanaf 1930 op de Markt.Standbeeld van Falise. |
Arnold werd er in 1927 op uitgestuurd om in Gent de Kruisdraging van Bosch te kopiëren. Het was een soort pilootproject.
Gent was de dichtst bijzijnde stad waar een voorname Bosch hing.
De onderneming werd –heel modern -betaald door de vrienden van het museum. Het zou bij deze ene kopie blijven.
Van Lanschot won en het beeld, gemaakt door Falise, werd in1930 onthuld.
Arnold werd daarbij uitgenodigd en kreeg een Jeroen Boschpenning.
*KunstAkademie
Tussen de Hekellaan [het Plantsoen] en de Pettelaarseweg werd in 1952 de door Ir. Pouderoyen ontworpen Kunstnijverheidsschool gebouwd.
Die opleiding was het vervolg van de in 1812 opgerichte Académie Royale, die zich begin 1900 ontwikkelde tot de Koninklijke School voor Kunst, Techniek en Ambacht.
Deze KTA werd in 1953 weer gesplitst worden. De richting 'Kunstnijverheid' werd de 'Koninklijke Academie voor Kunst en Kunstnijverheid'. (Vanaf 1957: Kunst en Vormgeving). De andere tak werd de MTS aan het Kapelaan Koopmansplein, de voorloper van de HTS, nu HAS.
Het driedelig project start vanaf 21 februari 2016.
Meer info: http://www.kopie-denbosch.nl/
Terug naar boven