Zoeken
Weterings’ Verkaderede met voorstel tot een Brabantbod
Printerversie |
In zijn jaarlijkse 'Verkaderede' maakte de wethouder voor o.a. Cultuur, Rodney Weterings, bekend dat de vijf grootste Brabantse steden gaan samenwerken in een Brabantbod, een gezamenlijk bod op de rijksmiddelen en fondsen. Daarin wordt door de 5 aangemerkt wat belangrijk is voor het in stand houden van de Brabantse infrastructuur.
Dat 'Bod' wordt ook gemaakt met het plaatselijke culturele veld om daarin de prioriteiten vast te leggen van de locale infrastructuur.
De jaarrede vond plaats in de Verkadefabriek. Buiten de vaste toehoorders van culturele instellingen, ambtenaren en pers viel er nauwelijks een 'gewone' Bossche burger te herkennen.
Een stevig onderbouwde jaarrede van de wethouder van o.a. Cultuur Rodney Weterings, waarin ook - in het licht van de bezuinigingen - concrete suggesties voor culturele instellingen zijn opgenomen. foto © paul kriele, 19 januari 2011. |
De Verkaderede
De woensdagmiddag 19 januari 2011 uitgesproken Verkaderede van wethouder voor o.a. Cultuur Rodney Weterings begon met een analyse van de politieke aardverschuiving –landelijk en lokaal. Met een zege voor de PVV, de derde partij in Den Bosch.
Na de registratie van dat politiek fenomeen, dat gepaard gaat met een harder wordende maatschappij van onder meer culturele kleingeestigheid, kenschetste de wethouder de houding tot cultuur met dedain en rancune, alsof allen en iedereen cultuur moet kunnen accepteren en begrijpen. En die wind ziet Weterings voorlopig nog niet overgaan. Dergelijke sporen neemt Weterings overigens ook in onze stad waar.
Na de aanhef van Weterings rede ‘Een nieuwe werkelijkheid’, volgde verderop in zijn betoog de constatering dat de waardering voor cultuur verschuift.
-In plaats van emancipatorisch werkt cultuur juist als bestendiger van machtsverhoudingen
- in plaats van een aandeel in de beschaving te vormen, is cultuur een luxe kostenpost geworden en
-in plaats van een economisch factor staat cultuur gelijk met van ‘subsidie afhankelijk’.
Met andere woorden de elementen die eerder voor cultuur pleitten, werken nu in haar tegendeel.
In het tweede deel richtte spreker zijn pijlen op de Bossche situatie: ‘Er zal so wie so een pakket van 1,8 miljoen bezuiniging op tafel moeten komen, daar sta ik achter.
In verhouding tot de miljoenentekorten die er in de WMO en arbeidsparticipatie op ons afkomen, en daar onze investeringen in cultuur tegenover zet, dan Is er in onze stad in de culturele sector betrekkelijk weinig aan de hand.’
Maar zoals hiervoor gezegd neemt de wethouder ook hier een soort afrekenen met [een elitair establishment van] de jaren 60-70 waar. Een constatering die hem door de Volkskrant journalist Jan Tromp was aangereikt.
Na enig overwegen ziet Weterings ook hier een reactie op de progressief intellectuele elite. Er is een stroming gaande van gelijkheid waarbinnen enkele opvattingen domineren:
-dat iedereen alles moet kunnen krijgen en wat de een heeft de ander ook moet hebben en iedereen moet kunnen begrijpen wat de ander ook begrijpt.
Dat wordt filosofisch uitgelegd dat er - binnen zo’n maatschappelijke cultuur - een tendens is naar het laagste punt, waar de grootste gemene deler ligt. En dat leidt tot de opvatting dat kunst voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en begrijpelijk moet zijn. Standpunten die je dus ook in de plaatselijke politiek kunt beluisteren, aldus Weterings.
‘Dat leidt bij populaire politici tot opmerkingen, dat je net zo goed naar Amsterdam voor een museum, of naar Eindhoven voor een concert kunt gaan, wat ik erg rancuneus en denigrerend vind.’
Maar Weterings geeft duidelijk aan te willen blijven investeren in cultuur om een levendig onderscheidend cultureel klimaat in de stad te houden. Grote beeldbepalende culturele ontwikkelingen moeten doorgang vinden, zoals de stadsbibliotheek een [ver-] nieuw[d] Theater aan de Parade en het productief mogelijk maken van JB-500 en het behalen van de positie van Culturele Hoofdstad. Dat is alleen al goed voor de eigen infrastructuur. Immers de relatie tot een groei van de economie is evident, stelt Weterings die hiermee het Collegestandpunt herhaalt.
BrabantBod
Tot slot van zijn rede hield Weterings de toehoorders voor een lokale ontwikkelingsagenda op te stellen met voorlopig 5 agendapunten:
-De wethouder maakte bekend dat de vijf grootste Brabantse steden gaan samenwerken in een Brabantbod, een gezamenlijk bod op de rijksmiddelen en fondsen. Daarin wordt door de 5 aangemerkt wat belangrijk is voor het in stand houden van de Brabantse infrastructuur.
Dat bod wordt ook gemaakt met het plaatselijke culturele veld om daarin de prioriteiten vast te leggen van de locale infrastructuur. Het geeft ook aan wat een gemeente zelf over heeft voor de culturele kwaliteit van de stad. Weterings denkt bijv. aan Artemis dat voor haar bestaan grotendeels afhankelijk is van geldschieters.
Met dat Bod geven de steden tevens aan dat Brabant, als tweede regionale economie van het land, een ijzersterke infrastructuur heeft.
-Als tweede ziet de wethouder het een kernopgave de ervaringen met het cultureel ondernemerschap breder moet worden toegepast.
a.Daarin past meer innovatie, door gebruik te maken van bijv. de kleinkunstopleiding van Anna Uitdehaag ten behoeve van een studie leiderschapsontwikkeling aan het hoge onderwijs.
b. In dat licht van ondernemerschap stelt Weterings ook voor talentvolle culturele ondernemers/makers aan te trekken, op te kweken en vast te houden. Naar voorbeeld van Madeleine Matzer.
c. Stel geregeld je doelen bij en maak een strategisch beleid hoe je en welke doelen gaat verwezenlijken.
d. Ook stelde de wethouder om –aan de achterkant van je organisatie- meer samen te werken met collega- of gelijksoortige instellingen in bijv. de aspecten van financiën en marketing.
Ik hoop zo eindigde de Verkaderede, dat ‘..het niet zoals de vorige keer gaat, toen er zeer veel instemmende reacties binnenkwamen en daarna [de Belgische auteur Herman Brusselmans aanhalend] ’Plotseling er niets gebeurde’.
Terug naar boven