Visie van mr.Ton Frenken op Kruithuis

Printerversie
Gepubliceerd op: 23-09-2002 De brief [van mr. Ton Frenken dd.23-09-2002]: 







mr. Ton Frenken

foto © gerard monté, 7 september 2001.

Het Jheronimus Bosch-Centrum en ’s Hertogenbosch   [m.n. Frenken over de 'Kruithuiscollectie..'.]

1. De commotie rond het afblazen van de Kruithuis-nieuwbouw toont aan dat de kunstpolitiek van Den Bosch in de afgelopen jaren sterk op de Kruithuis-affaire was geconcentreerd. Andere culturele plannen, zoals het Jheronimus Bosch-centrum,werden daardoor gemarginaliseerd. Ik heb in dit verband vaker betoogd dat een beslissing over een Jheronimus Bosch-Centrum niet te verwachten zou zijn, zolang die Kruirhuis-affaire het cultureel toneel domineerde. Er is nu zoiets als een vacuum;hoe gaan we daar als Stichting Jheronimus Bosch-Centrum mee om. 

2. Van Laarhoven pleit voor samengaan Noordbrabants Museum & Kruithuis. Dat gaat zeker nader worden onderzocht.(Eerdere rapporten heten verouderd). Ook pleitte Van Laarhoven voor integratie van de Jheronimus Bosch-aandacht in zijn museum: hij zal bruiklenen van Jeroen Bosch-navolgers en een audio-visuele presentatie blijven nastreven, en terecht en gelukkig;( dan is er wat onze doelstelling betreft al iets bereikt: meer permanente aandacht voor Jeroen Bosch in zijn stad). Het blijft de vraag hoeveel ruimte Provinciale Staten hem bieden voor deze ambities, die van stedelijk bossche aard zijn.(Gedeputeerde Augusteijn blijft koeltjes). 

3.. De Kruithuis-collectie keramiek is weinig uniek (Leeuwarden, Amersfoort en Delft hebben grotere museale collecties) en kan de stad cultureel niet profileren De Jeroen Bosch navolgers zijn Antwerpenaren en aldaar(Mayer van de Berg, Kon.Museum) maar ook te Brussel, Leuven en elders aanwezig:het waren immers populaire panelen voor huiselijk gebruik in de jaren na de dood van Bosch gemaakt door middelmatige schilders. Den Bosch keramiek-stad is een gepasserd station  

 4. Het Jheronimus Bosch -Centrum plan voorziet in de behoefte van een typisch bossche stedelijke culturele identificatie: het profileren van Jheronimus Bosch als een bossche, maar zijn stad en Brabant overstijgende kunstenaar, die begrepen kan worden in de culturele omstandigheden van zijn tijd en zijn plaats, en dus in het laat-middeleeuwse ’s Hertogenbosch en Brabant.Dat kan alleen in samengaan met de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap met zijn collectie, die cultuurhistorisch belangrijker is dan die van het Noordbrabants Museum en het Kruithuis bij elkaar, en met het nationale monument Sint Jan.Jawel, ook in samenwerking met het Noordbrabants muaeum, dus toch een vierluik,zoals in een eerdere notitie(in 2000) door mij gesteld.

5. Over de prachtige ruimtelijke invulling die architekt Marius van de Wildenberg hiervoor heeft geschetst, met een samengaan van Zwanenbroeders en Bosch-Centrum aan de Hinthamerstraat, met een middeleeuwse tuin, toegankelijk ook vanaf de Binnendieze, zou ik in deze krant graag uitvoeriger bericht willen zien. Hopelijk is hiervoor inmiddels meer aandacht, zowel bij bestuurders, cultuurliefhebbers, monumentenzorgers en bij hen, die ‘s Hertogenbosch een goed hart toedragen.

Utrecht, september 2002.

                                                                                                 Ton Frenken.


Terug naar boven