Zoeken
Postume Joodse onderscheiding voor Bossche familie
Printerversie |
Het echtpaar wijlen Frans en Mathilda, roepnaam Til, Koesen zal - naar verwacht - volgend jaar postuum worden onderscheiden met de Yad Vashem. Dat is een Israëlische erkenning die door The Holocaust Martyrs' and Heroes Remembrancee [Oorlogsdocumentatie- en herinneringscentrum] wordt verstrekt aan personen die in de Tweede Wereldoorlog Joodse medeburgers op de een of andere manier uit de handen van de Duitse bezetter wisten te houden.
De Koesens gaven in de oorlogsjaren 1943-1944 onderdak aan het Joodse echtpaar Louis Waterman en Stella Waterman-Cohen, van wie de moeder met een baby -3 maanden -in verwachting was van een volgende. Om uit handen van de Duitse bezetter te blijven nam het in 1942 gehuwd paar ook nog eens de gefingeerde voornamen Theo resp. Jet aan. Hun onderduikadres bevond zich in de Ackerdijckstraat, waar de op nummer 18 woonachtige bankemployee Frans Koesen blokhoofd was.
Het echtpaar Waterman kreeg eind december 1943 een baby: Sophie - 'Fiep'- Waterman en Martien Koesen kwam in 1944 ter wereld. Soms – als er een Duitse inspectie naderde – dook het Joodse echtpaar via een luik weg onder de kamervloer. De twee babys golden op zo’n moment als Hollandse tweeling van de Bossche moeder Koesen, hoewel ze qua postuur en pigment totaal verschillend waren. Maar omdat Martien een uit de kluiten gewassen jongere baby was, viel het verschil tussen die twee aan buitenstaanders niet op.Terwijl nagenoeg de hele wijk bij de bombardementen in october1944 vluchtte, bleef alleen Frans Koesen en het Joodse echtpaar met 'haar' twee babies achter - uit angst voor verraad en omdat Frans blokhoofd was. De stad werd die maand vanuit het Oosten door het 53rd Regiment Welsh soldaten bevrijd.
Van de bijna 88-jarige Stella Waterman-Cohen, die in Israël woont, zet dochter Mirjam [*1 maart 1947] roepnaam Mieke, zich intensief in om die Bossche familie Koesen postuum te erkennen.
Foto rechts boven: Het gesprek in motel Möwenpick, waar Mieke Daniëls-Waterman centraal stond. Daarbij waren onder meer aanwezig: Luc van Gent [l] en de pers, waaronder Wim Hagemans [m] van het Brabants Dagblad en martoien Koesen [r] [foto rechts boven]. Op de foto hierboven Ruud Weissmann, geboren op de Vliert die diepgaand het Joodse leven in de stad heeft bestudeerd. Van diens hand verschijnt als co-auteur het boek 'Wegens bijzondere omstandigheden', dat ingaat op allerlei aspecten van de oorlog in de stad. Martien Koesen is de zoon van het echtpaar Koesen, dat aan de ouders van Mieke in de oorlogsjaren een schuiladres aan bood. foto's © paul kriele, 25 maart 2008. |
De Watermannen zijn in 1948 naar Amsterdam verhuisd en Mieke, die in 1968 huwde, vertrok in dat jaar ook naar Israël. Aan de Universiteit van Jerusalem doceert zij Algemene Taalwetenschap in de Keltische taal. Daar is zij Hoofd sectie Programma Nederlands. Ze is zich bij haar studie meer en meer op de bevrijding van de stad gaan oriënteren. In haar proefschrift stond het Middel Welsh centraal. Dat maakt de cirkel rond, want Mieke is nu een expert in de taal van de Welshsoldaten die Den Bosch 64 jaar geleden bevrijdden. Daarnaast is zij intensief bezig met een antecedentenonderzoek en de verifiëring van namen om de basis te leggen voor die Yad Vashem-erkenning.
Bij dat onderzoek heeft internet en met name de site Bastion Oranje haar geholpen, waardoor ze onder meer bij Luc van Gent en de hiervoor genoemde Martien Koesen terecht kwam.
Het linker woonhuis op Ackerdijckstraat 18 was in de oorlog het woonhuis van de familie Koesen, waar het joods echtpaar Louis Waterman en Stella Cohen in de jaren 1942-1943 onderdak kregen. foto © paul kriele, 27 maart 2008. |
Uitgebreid relaas over Joods echtpaar Waterman-Cohen op onderduikadres
Mirjam - Mieke- Daniëls-Waterman heeft steeds de verhalen genoteerd die haar moeder haar vertelde. Hoe ouder moeder Stella [ *1928] wordt des te meer gaat ze terug in de historie.
De Waterman waren geparenteerd aan de Benjamins. Deze naam komen we nog tegen in Den Bosch, waar mijnheer Bejamin de compagnon was van Moos de Winter de oud-ijzer handelaar. Vader die al vanaf 1936/37 in Den Bosch woonachtig was, werkte als chef bij Maurits Benjamins. Een zus van vader, Saar Benjamins-Waterman, woonde op de Van der Does de Willeboisingel nr. 10.
Het Joodse echtpaar Waterman-Cohen heeft in de oorlog heel wat omzwervingen gemaakt. Ze huwden thuis in Amsterdam bij moeder Cohen, woonde een paar dagen bij familie, een zus van vader heette Saartje Benjamin-Waterman.
Vader Waterman was chef bij de oud ijzerhandel. Omdat de Duitsers ijzer nodig hadden werd die handel gedoogd en kreeg Vader Waterman een vrijgeleidingsbewijs, een Sperr genaamd.
Vader zat in de jaren dertig in pension bij de familie De Winter op Havenstraat 4, maar omdat het te gevaarlijk werd, zijn ze er vertrokken. Toen later de familie De Winter is weggevoerd werd het huis verzegeld. Daarop heeft vader Waterman zes weken gewoond op een bovenkamer bij de familie Maas in de Leliestraat. Maas had een zwakbegaafde zoon. Mijnheer Maas was hulp in de sjoel en zorgde voor de electriciteit en het water. Maar met Pinksteren 1943 [26 mei] zijn ze op stel en sprong vertrokken.
Via weer een ander adres -Havenstraat 4 -dat ze opengebroken hadden, hebben ze daar een nacht gelogeerd. Op 28 mei 1943 trokken ze in bij de familie Koesen in de Ackerdijkstraat Mijn ouders hadden niet eens een persoonsbewijs. Heel gevaarlijk dus. Moeder was toen 3-4 maanden zwanger.
Bij Koesen hoefden ze niets te betalen, maar het bleek achteraf dat vader van mijnheer Koesen het logeergeld kreeg en dat doorgaf aan zijn vrouw, die van niets wist. Moeder Waterman betaalde keurig elke maand 35 gulden aan mevrouw Koesen.Op het laatst hadden mijn ouders 180 gulden tekort.
In Berlicum woonde een bakker. Zijn schoonouders hadden twee zussen van vader ondergedoken zitten, te weten Saar Benjamins en Fietje Brilleslijper-Waterman. Mijn ouders konden voor de helft van het geld voedsel van hem verkrijgen.
Frans Koesen was een bankemployee bij de Incassobank, maar werkte ook als boekhouder bij Maurits Benjamins en voor Menco, ook een handelaar in oud-ijzer en bij De Raay.
Ackerdijkstraat 18
De buren van Koesen op Ackerdijkstraat 18 waren -op nummer 16 - P.L. de Bruijn, gemeenteambtenaar en Gerritsen [nr. 20] die accountant was bij de meelfabriek Koudijs. Deze en een zekere Van 't Hof, lid van de marechaussee die een eindje verderop woonde, waren betrouwbare buren. Van 't Hof zat waarschijnlijk bij de Ondergrondse. En ene Stampers kwam naar de Engelse zender luisteren. Vader had zijn radio verstopt in de ruimte onder de woonkamer. Voordat ze die kruipruimte konden uitgraven hebben Koesen en mijn vader eerst een luik in de houten vloer uitgezaagd. Om dat luik uit het zicht te houden, ging er een vloerkleed overheen.
Bij de bevalling van moeder Waterman-Cohen, op 27 december 1943, heeft dr.Van Grinsven van de Stationsweg, geassisteerd. Enkele maanden later -in 1994 -kwam van het echtpaar Koesen zoon Martien ter wereld. Als er een huiszoeking dreigde lag mevrouw Koesen in het kraambed van haar zgn. tweeling, zoon Martien Koesen en mijn zus Fiep Waterman die negen maanden was. Dat verschil tussen twee babys met een opvallend pigmentverschil, bleek de Duitse soldaten niet op te vallen omdat de pas geboren Martien een erg uit de kluit gewassen boreling was terwijl de enkele dagen oude Fiep erg tenger bleef.
In die dagen bij verhevigde gevechten, werd de buurt geëvacueerd, behalve Frans Koesen die blokhoofd was. Evenmin Louis en Stella Waterman, die bleven thuis omdat er teveel gevaar dreigde van verraad of controles. Op zulke momenten verstopten zij zich in een kelderkast.
Frans Koesen kon dan vaak roepen: 'Ons gebeurd niets, want Onze lieve Vrouw van Den Bosch beschermt ons.' En zo was het, aldus de anekdoten van Stella Waterman die Mieke vastlegde. Maar er stond wel een Duitse tank op de hoek Sonniusstraat/Aartshertogenlaan.
Bij de bevrijding van de stad trok de 53rd Welsh Divisie via de spoorlijn Oss- Den Bosch naar Hintham. Tachtig Welsh soldaten, olv een commandant, leverden huis aan huis gevechten. De tanks die hen zouden begeleidden bleven nog anderhalve dag weg. Gedurende dat wachten werden ze door Bossche families op de Vliert , onder wie de Koesens, opgevangen en van eten voorzien. Besmeurd en al stonden ze in de keuken hun hap op te eten die door mijn moeder [Waterman] was klaargemnaakt.
In de nacht van 23 op 24 oktober 1944 verhevigde zich de gevechten. Op een gegeven ogenblik bleef het miuten lang stil. Om zes uur klonk er een gerikketik van mitrailleurs Op diverse plaatsen waren branden uitgebroken. Frans Koesen ging als blokhoofd op onderzoek uit, maar toen bleef hij, tot ongerustheid van diens vrouw, lange tijd weg. Eindelijk klonken zijn voetstappen in de straat en we hoorden hem roepen: We zijn bevrijd. De Welshsoldaten kwamen roetzwart onze keuken binnen zo vertrouwd dat ze waren om eten te krijgen.
Het fraterhuis in de Sonniusstraat was in de oorlogsdagen het hoofdkwartier van de SD, maar na de bevrijding namen de Engelsen het in bezit.
Mijn ouders hebben nog korte tijd in de kelder van het fraterhuis gebivakkeerd Vervolgens kwamen ze in een noodwoning aan de Jan Hezemanstraat terecht. Deze betongevlochten huisjes werden meteen na de oorlog als noodvoorziening gebouwd. In dat complex woonden ook de families Israëls en Seijffers.
Mieke Waterman spreekt over de Koesens als of het engelen waren. Bij de verhalen van mijn moeder kreeg ik het beeld voor ogen van mensen met vleugels.
Frans Koesen overleed in 1965 op 56-jarige leeftijd en Til Koesen-Hoogstraten in 1988 op 77-jarige leeftijd.
zie ook pagina dr. Diamant
Terug naar boven